Implantaten of preprothetische chirurgie

 

Hier belanden we in een vaak moeilijk onderdeel met keuzemogelijkheden voor de patiënt.
Stel, je verliest een tand. De beste situatie is dat er een nieuwe tand komt maar transplantatie van tanden kan maar zolang de wortel van de tand maximum tot 2/3 is gevorderd (± 18 jaar max).
Nadien zijn we aangewezen op maken van een brug. Dit gebeurt bij de tandarts die twee buurtanden omslijpt en een brug installeert. Nadelen zijn dat twee tanden worden ‘weggeslepen’ en dat een brug een maximum levensduur heeft van ± 10 jaar.
De beste oplossing is dat er een kunstwortel (lees: implantaat) wordt geplaatst waarop de tandarts vier maanden later een kroon (lees: zichtbare gedeelte van de tand) plaatst.
In dit laatste geval moet er echter voldoende “fundament” (lees: bot) aanwezig zijn. Hier nijpt meestal het schoentje.
Vaak is door vroegere ontstekingen of door het verwijderen van de tand bot verdwenen. Dan moet dit fundament best opnieuw worden verstevigd.
We proberen ook hier zoveel mogelijk de natuur te imiteren.
Korte implantaatjes (wortels) plaatsen betekent vaak grote kronen installeren. De kauwkrachten stellen deze constructies vaak op de proef. De verhouding is 1/3 kroon – 2/3 wortel.
We proberen dus het “fundament” eerst te optimaliseren, indien nodig, om nadien een correct implantaat te plaatsen.
Dit alles om op lange termijn een goed en degelijk resultaat na te streven.
Botgreffen kunnen worden “geoogst” op verschillende plaatsen. Het is afhankelijk van de hoeveelheid bot dat we nodig hebben en het type implantaat.
Wanneer slechts een kleine hoeveelheid bot nodig is, wordt vaak gegrepen naar allogreffe (type
Bio-Oss®). Het gaat hier over gevriesdroogd, gemalen bot van geselecteerde Nieuw-Zeelandse koeien (geen dolle koeien ziekte!) waar al het eiwit en celgroei is uitgehaald. Enkel het bot “raster” wordt gebruikt om uw cellen de kans te geven in te groeien (het bot wordt aangeleverd in flesjes van 0,5 gr of  2 gr.

 

Anterieure heupkamgreffe
bot gepreleveerd van de voorkant van het heupkambot dat wordt gemalen en aangepast aan het “acceptorbed”. Dit bottransplant wordt gebruikt voor middelgrote defecten op te bouwen en wordt gefixeerd (vastgezet) d.m.v. micro-osteosynthese (schroefjes).
Het gaat hier om eigen materiaal met eigen groeipotentieel en afweer tegen mogelijke infecties. Het kost aan de patiënt enkel een littekentje van een 3-tal cm t.h.v. de “bikinirand”.

 

Dorsale heupkamgreffe
Bot gepreleveerd van de achterkant van het heupkambot.
Deze optie wordt meestal naar voor geschoven bij reconstructie van grote defecten, opbouw van volledige boven- en/of onderkaak.
De last van deze operatie is beperkt tot een 10-tal dagen ongemak bij stappen en joggen. Aan het heupgewricht wordt niet geraakt. Het gaat om de heupkam. Spieren op deze botstructuur worden “afgeschoven” en weer gehecht, vandaar de stijfheid en het “trekkende” gevoel bij stappen de eerste dagen na de operatie.

 

Calvariumgreffe (schedeldak bot)
Deze optie is een alternatief voor dorsale of anterieure heupkam.
Het schedeldak bestaat uit twee lagen hard botmateriaal (cortex). Enkel het buitenste laagje wordt verwijderd zodat de sterkte van de schedel intact blijft. Uiteraard moet een incisie gemaakt worden in de behaarde huid van het hoofd en bij (nakende) kaalheid kan dit een nadeel zijn.